Het begin

Waarom Pup in Nood werd opgericht

Er was een reden waarom Pup in Nood is opgericht. Maar wat was die reden? Dat leest u hieronder.
Het begint allemaal in 1994, op woensdag 2 maart, om precies te zijn, als Jack in Kaatsheuvel een pupje ophaalt, die zij Laila noemen.

 

Het is een schattig pupje van 9,5 week oud. Zij komt bij ons binnen en ziet gelijk drie andere hondjes die haar komen begroeten. Lady van 14 maanden en Rakker en Daisy van 4 maanden. Zij kijkt ze aan en begint tegen ze te blaffen, met andere woorden: “Hier ben ik dan! Baas, het gaat hartstikke goed!”
Wij hebben nog nooit zo’n vriendelijk hondje gezien. Donderdag gaat alles goed, vrijdag ook.
Maar op zaterdagmorgen is Laila hangerig en heeft ze diarree. Wij bellen met de spoedkliniek en mogen komen op afspraak.

Carla en ik trekken onze jassen aan en gaan op weg naar de spoedkliniek.
Wij komen daar om kwart voor twee aan en moeten daar met het zweet in de handen en tranen in onze ogen wachten tot wij aan de beurt zijn.
Het is kwart voor drie als wij binnen geroepen worden. Daar blijkt dat wij Laila achter moeten laten. Zij heeft een virusinfectie, waarschijnlijk parvo. We gaan verslagen naar huis toe; daar heerste en gespannen sfeer, want niet alleen wij maar ook onze honden zijn van slag.

Om half zeven bellen we met de spoedkliniek om te vragen hoe het met Laila is. De toestand is nog niet veranderd. Afwachten dus maar.
Om elf uur ’s avonds bellen we weer met de vraag of er al iets verbeterd is, maar er is nog geen nieuws.

We hebben de hele nacht geen oog dicht gedaan terwijl we wachten tot de volgende morgen. Wij bellen om half negen weer: “Hoe is het met Laila?”
“Het spijt ons, maar er is nog geen nieuws want de dierenarts moet haar ronde nog maken want het is erg druk met spoedgevallen. Belt u met een half uurtje maar terug.”
Maar is ons hondje dan geen spoedgeval? Zij ligt daar toch niet voor niets?
Wij belden na een half uurtje terug en na wat heen en weer praten, stelden wij de vraag of wij dan niet ons puppie thuis konden verzorgen, omdat het daar zo druk was.
Er werd ons verteld dat als wij dat wilden, dat wij dat dan maar moesten doen en meteen werd de haak erop gegooid. Dit doet zelfs geen beest!

Wij bellen naar de Dierenambulance in Amsterdam of zij een dierenarts wisten die ons kon helpen. Petje af voor die mensen, want na even zoeken kregen wij diverse telefoonnummers. Wij belden naar het eerste nummer in Halfweg en kregen te horen: “Meneer, ik help geen dieren die door iemand anders zijn behandeld! Dag meneer!”
Toen maar het tweede nummer van Dierenartsenpraktijk Westwijk in Amstelveen: “Komt u maar onmiddellijk met uw pup naar mijn praktijk toe.”
 
Wij eerst de pup ophalen bij de spoedkliniek. Gaan ze me daar een heibel maken! Dat ik eerst moest betalen voor ik mijn pup meekreeg! Zelfs de directeur werd van huis gehaald, en ik maar wachten, en ik werd steeds kwader want de pup werd niet verzorgd zoals het hoorde op dat moment. Ik vond: Eerst de pup, die is belangrijk en betalen doe ik van de week wel.
“Ons hondje moet naar Karen van Wijk!” riep ik steeds.
Na veel heen en weer gepraat en het dreigement dat ik de TROS zou bellen die die zaterdag opnames maakte in de spoedkliniek, werd de pup gehaald. En ik kreeg een rekening mee van ƒ 142,-- (€ 65,--).
Eindelijk! Na drie kwartier konden wij op weg.

Wij met een noodgang naar Amstelveen, en in een Hoera-stemming, want er was dus toch nog een dierenarts die gevoel heeft voor dieren.
Daar aangekomen werd ze onderzocht en kreeg ze diverse medicijnen en vocht toegediend. Uit de papieren die wij meekregen van de spoedkliniek zagen we dat Laila ’s nacht om drie uur vocht had gehad.
Karen gaf ook een middel om spugen tegen te gaan.

Zo zijn wij die zondag drie maal heen en weer gereden naar Amstelveen. Laila was net een speldenkussen, maar als je je hond op die manier kunt redden, dan doe je dat. Daar heb je dan ook alles voor over.
Zondagavond half twaalf: weer naar de dierenarts, weer diverse injecties en vocht. We moesten de nacht afwachten; als ze daar doorheen komt, hebben we het ergste gehad, zo dachten we.

Wij weer naar huis en voor Laila een speciaal bedje gemaakt en haar daar lekker in gelegd. Het was net een baby, zo vriendelijk en blij keek ze ons aan ondanks dat zij zo ziek was.
Omdat zij om de twee uur gedraaid moest worden vanwege het vocht dat was toegediend zijn wij de hele nacht opgebleven om ons puppie zo goed mogelijk te verzorgen.
Na veel klok kijken en wachten werd het dan uiteindelijk maandagmorgen half weg: Op weg naar Karen van Wijk.
Bij aankomst zei ik tegen Karen dat Laila gespuugd had en een stuip had gehad; hetzelfde als de avond ervoor.
Tijdens de behandeling kreeg Laila weer een stuipaanval. Natuurlijk niet zo mooi, maar we hoopten dat het goed af zou lopen, en na drie minuten was alles weer normaal. Omdat ook haar hartslag en ademhaling weer normaal zijn, mag Laila weer mee naar huis.

We zetten haar bedje bij ons op tafel zodat we kunnen zien als er wat aan de hand is. Laila is nu 10 weken en 2 dagen oud.
We hoorden geblaf en gekreun op tafel. De tranen stonden in haar oogjes; zij heeft pijn. En wij kunnen niets anders doen dan toekijken en hopen.
Om twaalf uur bellen we Karen weer, maar zij kan ook niets doen op dat moment. Laila is aan het vechten tegen de infectie. Om drie uur moeten we weer terugkomen.
Om half een begint Laila angstvallig te blaffen.
“Jack, hebben wij het nu dan toch gered?” roept Carla.
Ik haal haar bedje en neem haar in mijn armen.
“Laila, kom op meid! Blijf vechten! Je haalt het wel. Doe het voor ons, want wij houden van je.”
Laila kijkt me aan en geeft me een knipoogje. Daarna blaft ze nog een keer en toen bleef ze me maar aankijken met die grote ogen.
Ze keek wel maar haar hartje heeft het opgegeven. Laila leeft niet meer, ze is dood.

Ik heb nog geprobeerd om kunstmatige ademhaling en hartmassage toe te passen maar het was allemaal tevergeefs. Het was over.

Dit is het verhaal van een hondje waar wij een paar dagen plezier en verdriet mee mochten beleven.
Er zijn handelaars en fokkers die alleen maar geld zien, en er geen rekening mee houden dat deze hondjes niet zelf om het leven hebben gevraagd. Alleen mar omdat er vraag is naar kleine hondjes. Dit noemen wij geen dierenliefde, maar dierenleed.
Een dierenarts komt er pas bij als er ingeënt moet worden omdat de hond anders niet verkocht kan worden. en dan de hokken waarin de puppies zitten voordat zij verkocht worden; kisten, dozen, allemaal bacterienesten. En van schoonmaken hebben de meesten nog nooit gehoord. Kan dit allemaal maar zo of doen wij hier wat aan?
Alleen kunnen wij dit niet, maar met z’n allen wel.
Wij kunnen dit niet meer aanzien, de tranen lopen over onze wangen. Wij kunnen niets meer doen voor Laila, maar wel voor de pups die nu in de problemen zitten of in de toekomst komen.

Wij hebben contact opgenomen met diverse dierenartsen en hebben er twee bereid gevonden om tezamen met ons een stichting op te richten, namelijk Stichting PUP IN NOOD.
De dierenartsen zijn drs. Ir. v/d Brink van Dierenartsenpraktijk Kaatsheuvel en Karen van Wijk van Dierenartsenpraktijk Westwijk.
Deze beide dierenartsen wil ik hierbij een pluim geven voor de inzet van hen beiden, om dit tezamen met ons te verwezenlijken!


Laila was niet alleen ziek, maar ze had daarbij ook nog een handicap; ze had een afwijking aan beide achterpootjes. Dit is het gevolg van doorfokken – voor het geld. Had Laila deze ziekte overleefd, dan hadden wij haar laten opereren aan haar pootjes.
Daarom, voor Laila, zetten wij een stichting op opdat er in de toekomst niet meer gerommeld gaat worden met puppies.

 

 

Iedereen die wil helpen, roepen wij op ons te steunen!

Bedankt,

Namens alle puppies.

Maak jouw eigen website met JouwWeb