Jack en Sander

Jack en Sander gaan ervoor

Jack en Sander gaan ervoor

Door Joke Loevesijn

 

Het is ochtend. De beesten zijn allemaal uit geweest en verzorgd, en Carla kan even uitblazen met een kop koffie.
Ze schenkt voor Jack ook in en zet een beker neer voor als Sander komt.

Samen met Jack zal Sander naar Overijssel gaan om een hondje op te halen waar de baas van is overleden. En tot Jack komt, mocht het beestje bij de buren van de oude baas logeren.

Familie had die man niet en de buren hadden via vrienden het adres van Stichting Pup in Nood gekregen. Dat was een geluk voor het beestje want het is al acht jaren oud. De buurvrouw wilde het beestje niet. Maar kon het ook niet over haar hart krijgen om het zomaar te dumpen.
Zo had ze het verteld aan Carla en Jack. Dus gingen Sander en Jack gewoon een keertje samen er op uit. Ergens loeide een autoclaxon en dat betekende dat Sander er aankwam. Carla schonk vast de beker vol en wachtte tot hij binnen stoof.
“Ik kom op de koffielucht af!” lacht hij.
“Ja, daarom had je zo’n haast,” lacht Jack.

Samen nemen ze tijdens de koffie even de route door.
“We rijden eerst via Amersfoort richting Apeldoorn en dan op Zwolle aan. Dat had ik al bedacht en dan hebben we ook onderweg een mooie rit en een gelegenheid om zo af en toe de inwendige mens te verzorgen.”
Jack vind het prima zolang ze nu maar gaan want anders is het zo druk voor hen omdat er een file is.
Carla vindt nu ook dat ze moeten gaan want dan kan ze zorgen dat het eten klaar staat als ze terug komen.

Ze rijden al zo’n drie kwartier als Sander even een parkeerplaats op moet. Jawel, de beker koffie van thuis en van zijn moeder gaat werken. Ze zijn bijna bij Apeldoorn en daar is een parkeerplaats. De Joolhuul heet dat. Het is er stil als Sander de auto er op draait. Alleen een vette BMW rijdt net weg. Lekker stil even de boom op zoeken, verder weg.
“Ik wacht wel,” zegt Jack en gaat op een bankje zitten met een sigaret in de hand.
Sander loopt het bos in. En net als hij iets wil doen hoort hij een gejank. Klagelijk gehuil en gejank. Hij loopt in de richting van het geluid en ziet een klein zwart hondje zitten. Vastgebonden met nog geen twee meter touw. Hij vergeet gelijk waarom hij daar heen was gegaan en loopt op het beestje af.
“Wat een ellendelingen!” schreeuwt hij naar Jack die gelijk op Sander afkomt.
“Jawel, dat kan niet missen!” roept Jack, ”wat zou je zeggen van de BMW die net weg reed?”
Ze lijnen de hond af en nemen hem mee naar hun eigen auto.
Wat een poepie, vindt Sander.
“Wat een schoften!” roept Jack. “Ik heb het nummer niet opgenomen, maar ik weet dat het een bruine BMW was.”
“Daar rijden er meer van,” zegt Sander.
“Ja, maar deze auto had een sticker van een steenbedrijf uit Zwolle op zijn auto en dat heb ik wel gezien.”
Ze bellen de rijkspolitie op en zeggen wie ze zijn. Er komt vrijwel gelijk iemand om er notie van te nemen. De agent op de motor verteld dat parkeerplaatsen favoriete dumpplaatsen zijn.

Nadat alles is afgehandeld rijden ze weer verder. Ze hebben al weer zo’n tachtig kilometer gereden als Jack rechtop in de auto gaat zitten en zegt:  “Sander, iets harder graag. Ik zie wat bekends.”
Sander begrijpt precies wat hij bedoelt en gaat iets harder rijden maar blijft wel achter een paar andere auto’s hangen. De bestuurder van de BMW heeft niets in de gaten. Jack neemt zijn mobieltje en belt de rijkspolitie en vertelt waar ze rijden.
“Oké, blijf er achter en laat je niet zien. We komen en houden hem aan.”
Vijf minuten later scheurt er een politiewagen langs. De agent kijkt hun auto in en beduidt dat ze rustig moeten rijden. Hij scheurt verder en even later zien Jack en Sander de auto op de parkeerplaats staan. Ze worden aangehouden en de agent vraagt: “Is dat de auto?”
“Ja,” antwoord Jack, “dat is hem.”
De man ontkent de aantijging.
Maar de politieagent zegt: “Ik zal wel een getuige oproepen, meneer.”

De man zegt: “Ik weet nergens van, hoor.”
“Nou, dan moet u de hond maar uit uw auto halen, meneer,” zegt de agent tegen Jack. “De hond zal zijn baas wel herkennen, dus we zien wel.”
Jack maakt de auto open en pakt de lijn en loopt naar de man toe. Uitgelaten en blij kwispelend loopt het brave beestje rechtstreeks naar hem toe.
“U wil mij vertellen dat die hond niet van u is? Mij begroette de hond niet,  hoor,” zegt de politieagent.
De man haalt zijn schouders op en zegt: “Ach, het is maar een hond, hè?”
“Weet u wat? U mag even wachten op meer hulp en dan zal ik u leren.”
“Ik moet door,” zegt de man, “ik moet morgen op vakantie.”
“Natuurlijk,” zegt de agent, “u krijgt uw vakantie wel, hoor. Voorlopig in de lik mag u wegens dierenleed en verwaarlozing.”
Jack zegt tegen Sander: “We nemen de hond mee.”

En zo gaan ze weer verder met de hond achterin de wagen. Ze komen iets later als afgesproken was bij de mevrouw en vertellen wat er gebeurd is.
“Goed dat u er net langs reed,” zegt de mevrouw tegen Jack en Sander.
En zo gaan ze terug naar Amsterdam. Met een hond meer als was afgesproken.
Carla kijkt niet eens gek op als ze in plaats van één, twee honden ziet binnenkomen. Bij de beestenbende is alles mogelijk, ze weet het ondertussen wel. En je kan hier ook alles verwachten want dierenleed is er altijd. Gelukkig voor dit beestje is er Pup in Nood en de redders Sander en Jack en is het goed afgelopen. Voor dit beestje zal heus wel een echte baas komen, denkt Sander.
Jack is het met hem eens.

Maak jouw eigen website met JouwWeb